Open kaart spelen over orgaandonatie

 

Open kaart spelen over orgaandonatie

Publicatie Nr. 01 - 07 januari 2011
Jaargang 2011
Rubriek Artikelen
Auteur M. Jöbsis
Pagina's 10-13

 

Amerikaanse ethicus wil transparantie in het debat

De hevige discussie vorig jaar over orgaandonatie is in rustiger vaarwater gekomen, maar nog niet voorbij. Met name de VS drukken een stempel op dit ethische vraagstuk. De Amerikaanse arts en ethicus Robert D. Truog beweert dat donoren eigenlijk niet dood zijn op het moment van orgaanuitname.

 

 

Robert D. Truog vindt het zijn taak om feiten over het donatieproces boven tafel te brengen. ‘Er zijn mensen die het met me eens zijn en daaruit concluderen dat orgaandonatie zoals ze nu is, gestopt moet worden. Dáár ben ik het níet mee eens!’ Beeld: Robert D. Truog Robert D. Truog vindt het zijn taak om feiten over het donatieproces boven tafel te brengen. ‘Er zijn mensen die het met me eens zijn en daaruit concluderen dat orgaandonatie zoals ze nu is, gestopt moet worden. Dáár ben ik het níet mee eens!’ Beeld: Robert D. Truog

 

Het artikel ‘Nierdonatie kan eerder’ (MC 09/2010: 407) van klinisch ethicus Erwin Kompanje en arts-onderzoeker Yorick de Groot zorgde in maart landelijk voor ophef. Zij gaven een beknopte resumé van de ethische discussie die in de internationale wetenschappelijke literatuur, met name in Amerika, al vijftien jaar gaande is.

In aansluiting op deze discussie opperden Kompanje en De Groot het idee om bij een potentiële nierdonor die met een infauste prognose op de intensive care (ic) ligt en bij wie besloten is de behandeling te staken, te overwegen om voor het staken van de behandeling al één nier uit te nemen. Dit onder de stringente voorwaarde dat de patiënt hier bij leven expliciete toestemming voor heeft gegeven. Als een van de overwegingen noemden zij dat op deze manier niet alleen meer, maar ook betere nieren beschikbaar komen voor transplantatie.

Het initiële doel van Kompanje en De Groot was om de internationale discussie ook in Nederland op gang te brengen. Maar in de media werd het discussiestuk als een schandaal beschreven en scherp veroordeeld, waardoor een goede discussie bij voorbaat onmogelijk was.

‘Het concept “hersendood” maakte patiënten
tot potentiële orgaandonoren’

Een van de aanvoerders van de Amerikaanse discussie is dr. Robert D. Truog, professor medische ethiek én kinderanesthesiologie aan Harvard Medical School. Hij schreef verscheidene artikelen waarin de Dead Donor Rule (DDR), als huidige overkoepelende ethische norm voor orgaandonatie, in twijfel wordt getrokken. De DDR houdt in dat organen niet verwijderd mogen worden voordat de donor is overleden en dat de donor niet mag overlijden aan het verwijderen van de organen. Maar, betoogt Truog in zijn artikelen, de DDR is niet waterdicht en eigenlijk is de hedendaagse medische praktijk rondom orgaandonatie in strijd met deze norm. Hij beweert zelfs dat het ethisch is om vitale organen van patiënten die kunstmatig in leven gehouden worden, voor het staken van de behandeling uit te nemen, míts voor beide – staken van behandeling en orgaandonatie – toestemming is gegeven.

Eed
Truog is naast ethicus ook dokter en heeft derhalve ooit ‘de eed’ afgelegd waarin staat dat een arts zijn patiënten geen schade zal toebrengen. Is zijn theorie dan niet strijdig met de professionele gedragsregels zoals ‘de eed’ die voorschrijft? Truog ontkent dit niet, maar meent dat als je de hele eed leest, je zult zien dat veel voorschriften uit de eed niet in overeenstemming zijn met moderne ethische standaarden. ‘De huidige medische praktijk is niet meer te vergelijken met die van 2500 jaar geleden’, vertelt Truog. ‘De afgelopen 50 tot 60 jaar is deze radicaal getransformeerd door de ontwikkeling van levensondersteunende technologieën. Op de moderne ic nemen families en dokters routinematig beslissingen die leiden tot handelingen die de dood veroorzaken. In dit opzicht doet mijn voorstel niets anders dan eerlijk de status quo weergeven. Ik besef dat dit voor velen een onprettig idee is, maar ik denk dat de feiten voor zichzelf spreken.’

Feiten
Vroeger was de diagnose van de dood vrij simpel: een patiënt was dood als het hart niet meer klopte, en als hij koud, blauw en stijf was. Orgaandonatie was dan allang niet meer aan de orde. Maar ruim veertig jaar geleden heeft een ad-hoccommissie van Harvard Medical School de definitie van de dood herzien en ontstond het concept ‘hersendood’. Op deze manier kwamen patiënten met ernstige onherstelbare neurologische schade in aanmerking als orgaandonor, doordat zij nu wel onder de DDR vielen.

Ruim twee jaar terug publiceerde Truog samen met zijn collega Franklin G. Miller, bio-ethicus van het National Institute of Health in Bethesda, in The New England Journal of Medicine een uiteenzetting van hun visie op DDR en orgaandonatie. De Amerikanen betwijfelen of donoren op het moment van orgaanuitname wel echt dood zijn. De definitie van hersendood houdt in dat er volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen is. ‘Maar’, schrijven Truog en Miller, ‘met kunstmatige beademing kunnen deze patiënten lange tijd overleven. Hersendode patiënten lijken zelfs nog best levend: ze zijn warm en roze, verteren voedsel, hebben ontlasting, produceren urine, en kunnen zelfs een kind baren. We moeten dus niet denken dat orgaandonatie in dit geval ethisch is, omdat we denken dat deze patiënten echt dood zijn.’

 

 

beeld: ANP Photo beeld: ANP Photo

 

Sinds de jaren negentig worden ook vitale organen verkregen van patiënten die overlijden aan een hartstilstand nadat levensondersteunende behandeling is gestaakt.

Truog en Miller menen dat ook deze patiënten in wezen niet echt dood zijn. Als bij een niet-hersendode patiënt wordt besloten de levensondersteunende behandeling te staken, wacht men totdat het hart ermee ophoudt. Na asystolie wacht men 2 tot 5 minuten (in Nederland is deze no touch-periode 5 minuten) voordat de organen worden uitgenomen. ‘Hoewel iedereen zal beamen dat menig patiënt na 2 tot 5 minuten succesvol kan worden gereanimeerd, overheerst de overtuiging dat de patiënten
werkelijk dood zijn, omdat het besluit is genomen om niet te reanimeren’, aldus Truog en Miller. Zij refereren hierbij aan de definitie van hartdood waarin staat dat het stoppen van het hart irreversibel moet zijn. In principe betekent irreversibel ‘onmogelijk te herstellen’, maar in deze context wordt irreversibel gezien als het resultaat van het besluit om niet te reanimeren. ‘Deze interpretatie schetst een denkbeeldige paradox, namelijk dat het hart van een patiënt die dood verklaard is op basis van irreversibel functieverlies, eventueel wordt getransplanteerd en toch succesvol werkt in een andere patiënt. Nogmaals, we moeten dus niet denken dat orgaandonatie in dit geval ethisch is, omdat we ervan overtuigd zijn dat de patiënt daadwerkelijk dood is.’

‘Met andere woorden, er is een besluit genomen dat zal leiden tot de dood van een patiënt, ongeacht of orgaandonatie gaat plaatsvinden’, licht Truog toe. ‘Het verschil is of de ‘levensbeëindigende handeling’ het verwijderen van de beademingstube (of voedingssonde) is, of het verwijderen van vitale organen. Wij beargumenteren dat deze handelingen ethisch gezien hetzelfde zijn, omdat ze beide worden gedaan op verzoek van de patiënt (of de nabestaanden) en omdat ze beide de uiteindelijke oorzaak zijn van de dood van de patiënt.’

Open mind
Volgens Truog is het niet mogelijk om de huidige praktijk van orgaandonatie met een ‘open mind’ te onderzoeken en dan te concluderen dat het strookt met de DDR, want zoals hij al eerder zei: ‘De feiten spreken voor zich’. Truog: ‘Er zijn mensen die het met me eens zijn en daaruit concluderen dat orgaandonatie zoals ze nu is, gestopt moet worden. Dáár ben ik het níet mee eens en ik betoog daarom dat er overtuigende ethische argumenten zijn ten gunste van de huidige praktijken, en dat die níet afhankelijk zijn van de DDR.’

Truog is niet van plan om mensen te overtuigen van zijn standpunt over orgaandonatie en de DDR. Hij streeft naar transparantie en vindt het zijn taak om feiten over het donatieproces boven tafel te brengen. Eventuele toename van het aantal donoren zou volgens hem slechts een voordelig bijeffect kunnen zijn.

Desgevraagd onderschrijven Kompanje en De Groot de gedachte van de Amerikaan, die in principe ook de insteek vormde voor het aanvangen van een discussie in Nederland. Maar in tegenstelling tot de beide Nederlanders beoogde Truog niet vooral een toename van donoren en kwalitatief betere organen. Maar zijn theorie staat het idee van Kompanje en De Groot niet in de weg en dient misschien zelfs wel als fundament.

Controverse
Truog is de enige van de twee Amerikanen met wie MC mocht praten. Zijn collega-ethicus Miller had hier als overheidsemployee toestemming voor nodig. Deze permissie is hem onthouden. Truog geeft toe dat hun theorie in eigen land controversieel is. ‘Maar ze wordt wel gerespecteerd. Onze argumenten worden gepubliceerd in de beste medische en ethische tijdschriften, en worden zelfs gevolgd in de
lekenpers. We hebben een leidende positie in ons vakgebied, lokaal en nationaal.’ Volgens Truog is de Amerikaanse overheid bang dat het publiek wantrouwend wordt ten opzichte van orgaandonatie, als ze toegeven dat de huidige praktijken niet overeenkomen met de DDR.

 

 

Beeld: Thinkstock Beeld: Thinkstock

 

Maar hij kijkt ook kritisch naar zichzelf: ‘Ik denk dat onze kritiek meer aandacht moet hebben voor hoe het publiek zal reageren als het steeds duidelijker gaat worden dat de huidige donatiepraktijken gebouwd zijn op een fundering zonder wetenschappelijke waarde, want eigenlijk is de huidige benadering een programma van welwillend bedrog.’

Rookgordijn
Truog en Miller pleiten er in wezen voor om de ethische norm voor orgaandonatie te verschuiven van de DDR naar de nadrukkelijke toestemming van de patiënt of diens familie. Maar zal het wantrouwen van het publiek er dan niet toe leiden dat mensen geen toestemming meer willen geven voor orgaandonatie? ‘Een goede vraag. Ik denk niet dat we daar een antwoord op hebben’, zegt Truog. ‘Ik kan me voorstellen dat sommige families het prettiger vinden om te geloven dat hun geliefde “dood” is voordat de organen worden uitgenomen. Maar in mijn eigen ervaringen met families merk ik vaak dat ze meer overtuigd zijn van het idee dat hun geliefde nooit meer wakker zal worden, of nooit van de levensondersteunende zorg af zal komen, dan van het idee dat hun geliefde echt dood is.’

‘Tussen het verwijderen van de
beademingstube en vitale organen zit ethisch geen verschil’

Truog meent dat de DDR fungeert als een soort rookgordijn dat ethische problemen slechts voor korte tijd kan verbloemen, en dat we op de lange termijn beter de feiten onder ogen kunnen zien en het rookgordijn moeten optrekken. ‘Alleen zo kunnen we de problemen op een transparante manier oplossen.’

Mikky Jöbsis

Samenvatting

  • De Amerikanen voeren de boventoon in de internationale discussie over orgaandonatie. Een van de aanvoerders in het ethische dispuut is Robert D. Truog.
  • Hoewel de voorwaarde voor orgaandonatie inhoudt dat patiënten dood zijn als organen worden uitgenomen, betoogt Truog dat patiënten op dat moment zelden echt dood zijn.
  • Hij pleit ervoor om de ethische norm voor orgaandonatie te verplaatsen van de ‘dood’ naar de expliciete toestemming van patiënt of nabestaanden om de behandeling te staken en organen te doneren.

 

Klik hier voor een PDF van dit artikel

Eerdere MC-artikelen over dit onderwerp

  • Een donornier uitnemen kan ook (kort) vóór de dood. Meer en betere nieren komen dan beschikbaar, de wens om te doneren wordt beter gehonoreerd, en (de begeleiding van) het stervensproces van de donor kan in alle rust plaatsvinden.
  • Organen uitnemen bij nog levende, comateuze ic-patiënten om zo tegemoet te komen aan de vraag naar organen? Niet doen. Het is onwettig en onethisch. En het lost de nijpende vraag ook helemaal niet op.

 

Robert D. Truog, M.D., Franklin G. Miller, Ph.D. The Dead Donor Rule and Organ Transplantation. N ENGL J MED 2008: 359;7.

Franklin G. Miller, Robert  D. Truog, Dan W. Brock. The Dead Donor Rule: Can it withstand critical scrutiny? Journal of Medicine and Philosophy 2010; 0: 1-14


 

* Erwin Kompanje was, naar aanleiding van de heftig losgebarsten discussie, 11 maart 2010 te gast bij het tv-programma Netwerk.

 

 

 

Tegengeluid

Waarom ik geen donor wil zijn, geen organen wil ontvangen en geen voorstander ben van orgaandonatie.

 

 

Zojuist heb ik op de website www.jaofnee.nl aangegeven dat ik geen donor wil zijn. Na mijn overlijden stel ik mijn organen en weefsels niet beschikbaar voor transplantatie. Al sinds 1988 draag ik in mijn portemonnee altijd een bijzonder kaartje. Het is een wilsverklaring waarop staat dat ik in geval van ziekte of ongeval:

  • geen toepassing wil van levensverlengende technieken indien geen waardige levensstaat te verwachten is
  • geen bloedtransfusie wil ontvangen
  • na mijn overlijden orgaandonatie verbied

Vandaag is de nationale donorweek gestart. Deze duurt tot en met 24 oktober 2010. Deze actie is onderdeel van de campagne ‘Nederland zegt Ja’, die tot doel heeft dat meer mensen zich als orgaan- en weefseldonor in het Donorregister registreren. De vraag naar donororganen en – weefsels is onverminderd hoog. Voor mij betekent dat niet automatisch dat er in die behoefte moet worden voorzien.

Vandaag spanden twaalf bekende Nederlanders zich in om van 9 uur ‘s ochtends tot 9 uur ‘s avonds zo veel mogelijk nieuwe orgaandonoren te werven. Zij gebruikten onder meer Hyves, Facebook, Twitter, radiostations en de mobiele telefoon om hun doel te bereiken. Deze online actie van onder meer acteurs Tygo Gernandt en Barry Atsma, dj Giel Beelen, schrijver Kluun, zangeres Ellen ten Damme en presentator Dennis Weening heeft ruim elfduizend ingevulde registratieformulieren opgeleverd. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) hoopt in de donorweek zoveel mogelijk nieuwe orgaandonoren te werven. Middels dit blogbericht wil ik als onbekende Nederlander aandacht vragen voor het bewust en weloverwogen weigeren van orgaandonatie.

Meer over de nationale donorweek is te vinden op de website www.donorvoorlichting.nl . Persoonlijk vind ik dat een wat misleidende term. Het woord voorlichting suggereert dat er objectieve informatie wordt gegeven zodat mensen zelf een beslissing kunnen nemen. Naar mijn mening is die voorlichting helemaal niet zo objectief omdat deze wordt gegeven vanuit een materialistisch wereldbeeld waarin maar zeer beperkt ruimte is voor de wezenlijke aard van het menselijke bewustzijn. De ‘voorlichting’ is vooral bedoeld om meer donoren te werven. Eigenlijk gaat het dus om de verspreiding van een ideologie. Bij het bijvak massacommunicatie heb ik destijds geleerd dat het dan niet gaat om voorlichting, maar om propaganda. Dat veroordeel ik niet, maar ik wil wel graag een andere kant laten zien.

Op zich ben ik geen tegenstander van levensverlengende technieken, bloedtransfusie of orgaandonatie en ik heb respect heb voor mensen die daar voorstander van zijn. Alleen vind ik deze dingen voor mijzelf niet acceptabel omdat ik overtuigd ben van het spirituele uitgangspunt dat bewustzijn ten grondslag ligt aan alle manifestatie. Dat houdt onder andere in dat ik het menselijk bewustzijn niet beschouw als een resultaat van het menselijk lichaam, maar andersom: het menselijk lichaam is het resultaat van het menselijke bewustzijn. In diepste wezen zijn we geen menselijke wezens met een spirituele ervaring, maar spirituele wezens met een menselijke ervaring.

Als het lichaam sterft is er nog wel degelijk bewustzijn. Ingewijden binnen alle culturen wisten dat van binnenuit. Ook de moderne wetenschap kan daar niet meer omheen. De bekende cardioloog Pim van Lommel beschrijft dat uitvoerig in zijn magistrale boek Eindeloos bewustzijn, een aanrader voor iedereen.

Het leven op aarde stelt ons in staat te groeien in bewustzijn. Daarvoor krijgen we talloze kansen. Reïncarnatie is voor mij vanzelfsprekend. Binnen vele esoterische stromingen is het bekend dat de mens na de dood van het stoffelijke lichaam een  innerlijk terugblik heeft, waarbij de opgedane ervaringen worden verwerkt, zodat daarvan gebruik kan worden gemaakt in een volgende incarnatie. Die eerste terugblik duurt ongeveer drieeeneenhalve dag (84 uur). Als  er in het dode stoffelijk lichaam gesneden wordt, kan dat de terugblik verstoren.

Wanneer een orgaan uit een lichaam van een donor in een lichaam van een ontvanger wordt geplaatst, is de natuurlijke reactie afstoting. Dat is heel begrijpelijk omdat het niet alleen stoffelijk, maar vooral ook energetisch niet past bij de ontvanger. Die natuurlijk afstoting kan worden verminderd door allerlei medicamenten. Op mij komt dat over als forceren: het lichaam geeft duidelijk aan dat het iets niet wil. De artsen die de transplantatie uitvoeren negeren dat signalen volkomen, en door met allerlei kunst en vliegwerk te voorkomen dat het orgaan wordt afgestoten. Wie bloed of een orgaan van een ander ontvangt, neemt daarmee ook iets van het bewustzijn en de energie van de ander op, hetgeen verstorend kan werken op de eigen ontwikkeling.

Met orgaandonaties kunnen levens worden gered. Daarover is geen twijfel mogelijk. Het is de echter de vraag hoe ver we moeten gaan met de instandhouding van het stoffelijke lichaam. De klassieke rozenkruisers uit de zeventiende eeuw stelden duidelijk dat zij niet langer wensten te leven dan God hen toestond. Uit die opvatting blijkt naar mijn idee een diepe wijsheid. De dood van het stoffelijke lichaam is niet het einde van het leven. Het leven zelf gaat gewoon door, alleen in een vorm waar we meestal nog niet bekend mee zijn. De artsen mogen mij laten gaan als mijn tijd voor het afscheid nemen van deze aardse dreven gekomen is.

 

Bron:https://www.arendlandman.nl/2010/10/tegengeluid-in-de-donorweek-2010-waarom-ik-geen-donor-wil-zijn-geen-organen-wil-ontvangen-en-geen-voorstander-ben-van-orgaandonatie/